Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS1926

Datum uitspraak2004-12-29
Datum gepubliceerd2005-01-10
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/5696 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Te late betaling griffierecht in hoger beroep.


Uitspraak

03/5696 WW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposant], wonende te [woonplaats], opposant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Zwolle op 1 oktober 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, kenmerk AWB 03/105. Bij uitspraak van 10 maart 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Tegen deze uitspraak heeft opposant bij schrijven van 20 april 2004 verzet gedaan. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 17 november 2004. Partijen zijn niet verschenen. II. MOTIVERING In verzet heeft opposant aangevoerd dat de te late betaling van enkele dagen alles te maken heeft met de ernstige financiƫle positie waarin hij verkeert. Hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd is geen grond om de te late betaling van het griffierecht te excuseren. De Raad overweegt daartoe dat opposant zijn stelling, dat hij niet in staat was het griffierecht tijdig te voldoen, niet met enige stukken nader heeft onderbouwd. In de aangevoerde omstandigheid ziet de Raad dan ook geen reden om het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar te achten. Het verzet moet derhalve ongegrond verklaard worden. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen als voorzitter en mr. C.P.J. Goorden en mr. J. Riphagen als leden, in tegenwoordigheid van J.P. Grauss als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 december 2004.